Claude-Nicolas Ledoux wordt op 27 maart 1736 geboren in het dorpje Dormans in het franse Champagne. Zijn ouders waren arm, maar toch kan hij onderwijs volgen. Hij mag naar het Collège de Beauvais in Parijs. Hij wordt graveur en gaat in 1753 naar de Kunstschool van Blondel. Hij wordt daar architekt en gaat vanaf 1764 werken bij de Eaux et Forêts (een soort rijkswaterstaat) in Bougondië (voornamelijk tussen Reims en Besançon). Daar maakt hij kerkjes en samen met de ingenieurs van Pont et Chaussées bruggen. In deze periode van zijn leven ontstaat waarschijnlijk zijn voorliefde voor de natuur en zijn interresse voor en zorg om de landbouw en de industrie op het platteland. Hij leert er de ingenieurs van de génie kennen, die vooral, wat wij nu noemen, erg technisch en funktioneel bezig zijn. Tegelijkertijd doet hij ook wat opdrachten (de grootte en belangrijkheid van sommige zijn onduidelijk) in en rond Parijs. Echt beroemd wordt hij met de ontwerpen van de hôtel de Montmorency (1769, zie afbeelding 4.2) en hôtel de Guimard (1770, zie afbeelding 4.4).
Op de hoek van rue de le Chaussée-d'Antin stond de hôtel van de prins De Montmorency, een belangrijk persoon van adel, en Ledoux laat zien dat hij heel goed is in het maken van logische, praktische en symmetrische plattegronden. Het vloerveld verdeelt hij in 3 bij 3, net als Palladio. De bewegingsas is diagonaal, met de entree op de hoek. Een zeventiende-eeuwse wiskundige had in ongeveer dezelfde situatie (zie afbeelding 4.3) de trappen ook diagonaal geplaatst; je zou bijna zeggen dat als een wiskundige dat ook zo doet, deze manier de meest logische en wiskundig verantwoord is.
Ook bij de hôtel van madame Guimard, een beroemde operadanseres, kan Ledoux een ingewikkeld programma verenigen met slimme en bruikbare plattegrond; de grote etenszaal (ik denk groot genoeg om danspasjes te demonstreren) is in het midden gesitueerd en krijgt licht van boven. De kleinere vertrekken zijn rondom gesitueerd.
Ledoux wordt zo bekend dat hij in 1773 lid wordt van de Académie, op aanbeveling van madame De Barry, een belangrijke figuur aan het hof. Ook bewerkstelligt ze dat Ledoux in 1771 commissaire des salines in Franche-Comté, Lorraine en Trois-Evêches wordt. Hij beheert en ontwerpt dan voor de instantie die zout wint en zout distribueert.
In die tijd is zout erg belangrijk, en om het niet in handen van ongewenste mensen te laten vallen, zorgt de staat er voor. Bovendien kan de staat zo geld (belasting) voor vragen, in het frans de gabelle. De verschillende salines ofwel zoutmijnen staan onder supervisie van de Ferme Générale. Ledoux aksepteert de opdracht om een nieuwe zoutstad bij een zoutmijn te maken en (Vidler schrijft:) Ledoux érigea, entre 1773 et 1778, le plus bel exemple de village-manufacture modèle de l'Ancien Régime11.
Ledoux vindt de bestaande zoutsteden erg chaotische, verschrikkelijk onefficiënte, slecht ingerichte, niet op de toekomst berekende wantoestanden; bovendien vindt hij dat je beter het zoute water kan vervoeren dan het (brand)hout. Tussen het riviertje Loue en het bos Chaux (voor het hout!) en tussen de dorpjes Arc en Senans bij Besançon komt op zijn advies een nieuw industriedorp om het zout te winnen uit de waterige oplossing dat via een akwadukt van de bron in Salins naar het nieuwe zoutdorp geleid wordt.
Zijn eerste plan (zie afbeelding 4.5) gaat uit van een vierkante struktuur. Hij maakt één kontinu geheel van de verschillende handelingen die in zo'n dorpje voorkomen kompleet met arbeiderswoningen, werkplaatsen, opslag, kantoren en zelfs een gevangenis. Een galerie verbindt de middens van het grote vierkant. Hij probeerde het aanzien van zo'n gebouw op te vijzelen door gebruik te maken eenvoudige dorische kolommen. Maar zelfs deze eenvoud was strijdig tegen de convenance: het uiterlijk kwam zo niet overeen met wat volgens velen hoort bij een fabriek. Maar Ledoux laat zich niet van de wijs brengen en gaat pas een nieuw plan maken, wanneer het programma van eisen veranderd wordt. Dit plan gaat uit van een halve cirkel, zie afbeelding 4.5.
Dit ontwerp, dat wordt gerealiseerd tussen 1774 en 1779, is een stuk beter ontwerp. Duidelijk moge zijn dat uitbreiding heel goed mogelijk is (zoals we later zullen zien). Door gebouwen apart te houden krijgen zon en wind vrij spel. Ledoux denkt echt goed aan de gezondheid van de mensen die er moeten gaan werken, alhoewel zijn verbeterde ketels waar de oplossing wordt opgedampt, zó goed werken dat de koncentraties van met name zuren zeer gevaarlijk zijn geworden voor de arbeiders12. Het zoutdorp is sterk (een ommuring beschermt het tegen kriminaliteit), ekonomisch (dichtbij het brandstof hout, geen overbodige ornamenten, verbeterd produktieproces, kompakt), funktioneel (de verschillende funkties zijn gescheiden in een aparte gebouwen), menselijk (aandacht voor de arbeider, die weliswaar een één-kamerwoning krijgt, maar ook een privétuin) en hiërarchisch (in het centrum staat de woning van de direkteur, die op die plek de hele gang van zaken regelt en kontroleert). Al deze punten worden versterkt door de karakters van die gebouwen. De vierkante schijven in de kolommen van het huis van de direkteur (zie afbeelding 4.7) geven de autoriteit, de strengheid en de openbaarheid aan (binnen is er ook een kapel). Het ingangsgebouw (zie afbeelding 4.8) lijkt op een grotte-ingang, alsof je in een andere, nieuwe préindustiële wereld stapt (of stelt het gewoon de bron voor?). Behalve op de huis van de direkteur zijn op ieder gebouw gekeerde urnen (zie afbeelding 4.9) te zien, waaruit versteend, gekristaliseerd water stroomt to prolong the shadows that the sun casts at the will of art13.
Tegelijkertijd wordt Ledoux gevraagd om een theater te ontwerpen voor Besançon (zie afbeelding 4.10). In 1775 komen de tekeningen af, en in 1784 wordt het theater geopend. Er zijn duidelijke paralellen te trekken met de saline. Ook hier heeft hij gebruik gemaakt van de halve cirkel, zich bekommerd over de bouwfysika (met name de akkoestiek), wijst hij de huidige gang van (sociale) zaken in een theater af, en hij moet ekonomisch zijn (vanwege het kleine budget). Hij schaft de loges voor de personen met een hoge status af, hij heeft geen goed woord over voor de adel die als vogeltjes in deze vastes volières nauwelijks keken naar het toneel, maar die eerder bekeken wenste te worden. De burgerij stond als un parc moutonnier op het parket14. Het parket wordt verdeeld met cirkelvormige rijen banken. De bijna perfekte halve cirkel verbetert de akkoestiek, hij plaatst het orkest in een orkestbak tussen het parket en de scène en plaatst daar ook een houten reflektiescherm, alweer ten gunste van de akkoestiek.
In 1780 wordt de Ferme Générale gereorganiseerd en een nieuw hoofdkantoor is nodig. Waarschijnlijk door het goed gewaardeerde werk in de saline, mag Ledoux het ontwerp daarvoor maken. Hij maakt het zo dat zelfs wij dat als een kantoor herkennen: met binnenhoven, trappehuis, gangen met aan twee kanten kantoren en vele kleine ramen. De plattegrond (zie afbeelding 4.11) is een dubbele kam met drie tanden, zodat er vier binnenplaatsen zijn. Deze binnenplaatsen zijn dus alleen van drie zijden omgeven van hoogbouw om lucht en licht toe te laten. De hoogbouw bestaat uit een begane grond, een mezzanine en daarboven vier even hoge kantoorlagen, de gevel geeft dit echter slecht aan. In het centrum bevindt zich het trappenhuis, in het kruispunt van de gangen. Het trappenhuis verbindt het administratieve gedeelte (het linker gedeelte van het gebouw) en de warenhuizen (rechts), bovendien herinnert het aan de begin-achttiende-eeuwse franse architektuur, toen de trappen in het centrum van paleizen en dergelijke gebouwen werden geplaatst. Naast het paleizelijk karakter door het trappehuis en de vier binnenplaatsen of -hoven, valt vooral een strengheid op aan de aanzichten door hun strakheid van gevelopbouw en door de drie torens op de kruispunten van de dubbele kam. Deze strengheid geeft aan het gebouw een aktieve surveillance: het belastingkantoor moet immers voor geld in de schatkist zorgen.
Het tweede projekt voor de Ferme Générale is die voor de muur met 50 tolhuizen om Parijs (zie afbeelding 4.12). In 1783 krijgt hij de opdracht en Ledoux krijgt de kans om Parijs te ont-dorpen met propylées15. Het gaat om een muur van ongeveer 30 kilometer en om 17 grote, 30 kleine tolhuizen en 3 observatieposten, de barrières. De barrières lijken op forteressen, hun funktie eist dat. Ze dienen om tol te heffen en moeten als zodanig eruitzien: robuust (om geweld te weren) en herkenbaar (aan de barrière kun je zien waar je bent). Ledoux maakt deze landmarks dan ook verschillend (zie afbeelding 4.13) en probeert het karakter van een barrière overeen te laten komen met de stad of streek in de richting van die barrière. In 1784 wordt begonnen met de bouw, maar in 1787 wordt hij ontslagen van de opdracht omdat de kosten door zijn onderramingen te hoog oplopen. De bouw van le mur murant Paris qui rend Paris murmurant16 brengt hem uit de gratie: het volk haat de barrières.
Slechts vier barrières bestaan nu nog, zie afbeelding 4.14.
In 1786 maakt hij tekeningen voor het Palais de Justice en de gevangenis, beide te Aix-en-Provence, maar ook deze gebouwen worden niet voltooid (zie afbeelding 4.15). Hij kan ook hier weer goede plattegronden maken: funkties worden overzichtelijk door middel van bijna perfekte symmetrie gerangschikt. In het centrum bevindt zich de salle des pas perdus (een soort openbare hal), één voor het parlement genaamd Grande Chambre op de eerste verdieping (met de entree aan de voorkant) en één daar recht onder voor de Cour des Comptes (met de entree rechts). Hij houdt het gebouw zo kompakt, en massief net als het middeleeuwse kasteel dat had moeten wijken voor dit parlement. De gevangenis straalt een heel robuust karakter uit; humaan is het gebouw echter ook: kleine weinig (één-?)persoonscellen, kollektieve werkruimtes, en binnenplaatsen voor beweging, zelfs voorzien van fonteinen en bomen.
In 1792 wordt l'architecte du roi Ledoux toegelaten tot de eerste klasse van de Académie. Zijn vrouw sterft. Ledoux houdt op met werken. Ook omdat hij niet meer mag werken: de Revolutie heeft het oude gezag omvergeworpen, waarvan hij zijn opdrachten kreeg, en waarvoor hij door hard werken zeg maar de top heeft gehaald. Men sluit hem op vanwege de barrières. In de gevangenis denkt hij na over zijn positie als architekt in de maatschappij. Hij konkludeert dat hij het volk altijd gediend had, niet alleen de staat: denk maar aan zijn (sociale) verbeteringen die hij toepaste op de saline en het theater (een republikeins theater gebouwd tijdens het despotisme17) en aan het nut van een parlement. Na het maken van tekeningen van openbare badhuizen ed., wordt hij vrijgelaten in 1795.
Hij maakt zijn theorie af en schrijft het op in zijn boek L'architecture considérée sous le rapport de l'art, des moeurs et de la législation, 1804. Hij laat vele tekeningen zien van zijn ideale stad Chaux, die voort is gekomen uit de saline te Arc-et-Senans. Het is zijn droomstad, van een ideale maatschappij. Zoals de titel aangeeft, verbindt hij architektuur met wetgeving, zeden en kunst. Met goede architektuur kun je de mensen op het juiste pad houden en de architektuur moet voor de mens, rijk of arm, bestemd zijn. Hij zorgt in zijn stad ervoor dat iedereen een beschuttend en bouwkunstig huis heeft, ook voor de armste, zoals l'abri du pauvre toont (zie afbeelding 4.16). Hij past een stadsplanning toe met veel groen, zoals later <<voor het eerst>> in praktijk wordt gebracht door Ebeneser Howard met zijn tuinstad (zie afbeelding 4.17). Ook zijn architektuur is zijn tijd vooruit: duidelijke geometrische vormen zonder veel ornamenten, alsof hij ze van de Stijl of het Bauhaus had afgekeken. Hij verbindt duidelijk vorm, funktie en karakter aan elkaar: rond staat voor eeuwigheid en universaliteit, bijvoorbeeld voor het kerkhof (zie afbeelding 4.18), vierkant voor stabiliteit en onveranderlijkheid, bijvoorbeeld voor het Vredeshuis of het Huis voor het behoud van de goede moralen (zie afbeelding 4.19). Hij verzint om het volk te onderwijzen nieuwe gebouwen die nieuwe funkties bevatten, uitgedrukt in een sprekende architektuur van sprekende funkties.
Op 19 november 1806 sterft hij na een week lang ziek te zijn geweest. Ondanks de regen zijn vele mensen op zijn begrafenis te Montmartre geweest.