Jean-Jacque Lequeu is geboren als zoon van een tekenaar in 1757 in
Rouen. In Rouen studeert hij architektuur en hij kan in 1779 een beurs
krijgen om bij Jacques-Germain Soufflot (1713-80) te kunnen
studeren. (Soufflot wordt de belangrijkste franse,
zeventiende-eeuwse, klassistische architekt genoemd; hij heeft de
Ste-Geneviève (nu het Panthéon) gebouwd.) Na de dood van
Soufflot studeert hij samen met de neef van Soufflot, François
Soufflot (ook wel Le Romain genoemd). Samen hebben zij gewerkt aan
hôtel de Montholon voor een rijke magistraat (1785, zie afbeelding
3.2).
Veel feiten over zijn leven zijn onzeker: Lequeu schijnt een ontwerp
voor een stadhuis voor Rouen en voor een kloosterkerk in Marseille
(1788) te hebben gemaakt, hij schijnt in 1783 in Italië op reis te
zijn gegaan. Ondanks zijn goede start op de architektuurschool van
Rouen en bij Soufflot, wordt hij niet zo beroemd als Boullée of
Ledoux. Tijdens de Revolutie wordt hij in 1783 opgepakt. Hij heeft een
ontwerp voor een monument voor het volk (zie afbeelding 3.3)
gemaakt: Hercules, het symbool van het volk, zit op een stadspoort van
Parijs en zijn knots en zijn voeten rusten op de symbolen van de
monarchie. Wanneer hij dat laat zien aan het Comité, wordt hij
vrijgelaten. Men vindt het zo goed dat de tekening mag worden
tentoongesteld; hij redt zich zo van de guillotine.
De Revolutie heeft hem overigens niet bepaald rijker gemaaakt en hij moet een andere baan vinden. Hij wordt eerst inspekteur bij de dienst landmeten, later wordt hij kartograaf van het ministerie van binnenlandse zaken.
Lequeu maakt tijdens zijn hele leven vele tekeningen en zeer weinig gebouwen. Terwijl zijn ontwerpen zeer anders zijn vergeleken met die van Boullée en Ledoux, is hij toch ook iemand van zijn eigen tijd: een positief geloof in wetenschap en een interesse in mystieke kultussen, bijvoorbeeld. Vooral door dat laatste laat hij zich inspireren, alhoewel Boullée en Ledoux ook soms duidelijk zulke inspiraties opdoen. Daarnaast stopt zijn carrière als architekt tijdens de Revolutie. Hij leeft in armoede en in eenzaamheid en kan dus zijn dromen alleen op papier verwezenlijken. Zijn ongewone tekeningen zijn een ekspressie van zijn ekcentrische persoonlijkheid.
Hij mikst allerlei stijlen door elkaar: gothisch, hindu, chinees, arabisch, grieks, romeins, egyptisch.
Zijn gebouwen hebben soms gewone funkties: een woning voor een
tuinman, voor een houthakker, een rendez-vous-plaats, een kiosk
(zie afbeeldingen 3.4-3.7
). Maar zijn vormen zijn erg
origineel. Wanneer men de houthakkerswoning van Ledoux (zie afbeelding
4.20
) vergelijkt met die van Lequeu (zie afbeelding 3.5
), moet
men wel konkluderen dat de relatie vorm-funktie niet eenduidig is:
men kan met andere woorden eenzelfde funktie in verschillende vormen
<<gieten>>.
Veel van zijn ontwerpen hebben echter een mystieke funktie: Temple du
Silence (1788), een Souterrain de la maison gothique, een Temple de la
Terre, een Mausolé pour Voltaire et sa famille (zie afbeeldingen
3.8-3.10
). Hij put zijn inspiratie uit verhalen van
ekspedities naar Egypte en van verslagenvan de ekspeditie van
Napoléon naar Egypte. Voor het Souterrain de la maison Gothique is
zijn fantasie waarschijnlijk ontstaan van de roman Séthos (1731)
van Abbé Terrason over inwijdingsrites in het oude Egypte. Ook de
vrijmetselarij is een inspiratiebron: de Temple du Silence is
ontworpen voor een vrijmetselaarsloge.
In 1815 gaat hij (als kartograaf) met pensioen. In 1825 laat hij zijn tekeningen na aan de Bibliothèque Royale. De eksakte datum van zijn dood is onbekend.