Étienne-Louis Boullée is op 12 februari 1728 geboren in Parijs. Zijn vader is architekt, en wil dat zijn zoon dat ook wordt. Tussen 1740 en 1744 gaat hij bij de schilder Jean-Baptiste Pierre in de leer; wanneer Boullée het tekenen leuker gaat vinden dan architektuur, stuurt zijn vader hem naar de architektuurschool van Blondel. Boullée is blijkbaar erg goed, want hij is al op negentienjarige leeftijd (in 1747) professeur op de Ecole des Ponts-et-Chaussées in Parijs. Zijn eerste ontwerpen zijn die voor parijse (tuin)huizen voornamelijk in Ville-l'Evêque (ten westen van de Madeleine), zoals hôtel Alexandre (1763) en hôtel de Brunoy (1774), zie afbeeldingen 2.1 en 2.2. In 1762 wordt hij lid van de tweede klas van de Académie.
Doceren doet Boullée het liefst en dat doet hij goed: bekende architekten zoals Chalgrin, Durand en Girardien zijn leerling van hem geweest. En om zich te koncentreren op het onderwijs en op het ontwerpen van openbare gebouwen neemt hij vanaf 1778 geen opdrachten voor partikulieren aan. In 1780 wordt hij toegelaten tot de eerste klas van de Académie.
Toch krijgen andere architekten als Ledoux, Chalgrin en Antoine de opdrachten voor openbare en overheidsgebouwen. Want Boullée wil zijn ontwerpen <<puur>> hebben (misschien om ze als lesmateriaal te gebruiken), en overschrijdt op die manier de grenzen van het programma van eisen steeds.
Projekten van de jaren tachtig zijn het Métropole (1782, zie afbeelding 2.3), het Muséum (1783), de Cénotaphe à Newton (1784, zie afbeelding 2.4) en de Bibliothèque Royal (1785-88, zie afbeelding 2.5).
Het opvallende kenmerk is het gebruik van gave elementaire, geometrische vormen, waarbij de details heel erg klein worden gehouden. De details verhouden zich tot de grote massa's, als mensjes tot de oceanen. Hij vergelijkt zijn grote gebouwen met de immense natuur. Daarnaast valt het licht- en schaduweffekt op. Boullée noemt zich de uitvinder van de architecture des ombres: dit is het zó rangschikken van gebouwmassa's, dat hun projektie en vormenkontrast lichteffekten veroorzaken om het aanzicht te betoveren. Onze openbare gebouwen moeten, op een één of andere manier, echte gedichten zijn en (...) moeten gevoelens analoog aan hun funktie in onze harten oproepen7. Hij onderzoekt vormen en probeert hun graad van invloed op het funktioneren van de mens, en de samenhang van hun verhouding met hem te bepalen8.
Zijn ontwerpen voor een <<gedenkgebouw>> voor Newton zijn wel heel bijzonder: het geeft aan over hoe hij denkt over de natuur en de natuurkunde. Hij vindt dat de kunsten de natuur moeten imiteren9. Net als Ledoux zegt hij dat je eerst als schilder moet beginnen, wil je architekt worden. Wil je wetten maken, dan zul je eerst moeten observeren. De natuurkundigen doen dat ook en Newton is dé natuurkundige voor Boullée: Esprit sublime! Génie vaste et profond! Etre devin! O Newton! Si par l'étendue de tes lumières et la sublimité de ton Génie, tu as déterminé la figure de la terre, moi j'ai conçu le projet de t'envelopper de ta découverte10. In de grote bol zitten overal gaatjes, zodat het naar binnen schijnend licht binnen de sterren voorstellen. De bol staat dus voor het universum, voor eeuwigheid en voor zwaartekracht.
Vanaf 1790 leeft hij wat teruggetrokken vanwege (ouderdoms)ziekte, dit geeft hem een kans om zijn theorie op papier te zetten. Daarnaast maakt hij tekeningen voor gebouwen voor zíjn ideale, imaginaire stad: Parijs. In de negentigerjaren zijn zijn projekten: Palais National (1792, zie afbeelding 2.6), Palais Municipal (1792, zie afbeelding 2.7), Palais de Justice, Arc de triomphe, Cirque (zie afbeelding 2.8), Porte de Ville, Ville de Guerre, Phare, Cénotaphe pyramidal pour Turenne, Cénotaphe troncônique (zie afbeelding 2.9) en gedenkgebouwen voor begraafplaatsen (zie afbeelding 2.10).
Veel van zijn gebouwen zijn monumenten; en moeten als zodaning funktioneren, wat toch wel bijzonder is, immers gebouwen funktioneren meestal als woon- en verblijfplaats van levenden.
Bij Boullée moet de vorm de funktie aangeven: een bol staat voor universaliteit, dus voor Newton; rechthoekig staat voor stabiliteit, bijvoorbeeld voor een bibliotheek, stadhuis of vestingwerken; een piramide staat voor onveranderlijkheid, voor grafmonument.
Boullée werkt en denkt republikeins: zijn gebouwen hebben funkties die de nieuwe republiek kan gebruiken (denk maar aan het Palais Municipal of het Palais de Justice) en hij geeft zo impulsen voor het denken over funkties en programma's van eisen van openbare gebouwen. Daarnaast werkt hij niet voor de adel en heeft weinig voor het Ancien Régime gewerkt; vindt dat de Académie, ontstaan tijdens het Ancien Régime, vervangen moet worden; en gaat net als de nieuwe Constitution uit van de natuur en de antieken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Ledoux komt dus hij niet in de gevangenis. De Académie wordt afgeschaft en vervangen door de Commune des Arts, die weer wordt vervangen door het Institut National in 1795.
Citoyen Boullée en anderen houden zich daar bezig met architektuur, met name met de brandpreventie van de Bibliothèque Nationale. Op 13 pluviose VII (1 februari 1799) is hij niet present bij een vergadering met zijn kollega's van het Institut. Een paar dagen later vernemen zij dat Boullée gestorven is. Zijn begravenis vindt plaats op 18 pluviose (6 februari).
Boullée laat zijn tekeningen na (waarvan vele helaas verdwenen zijn) en zijn Essai sur l'art, waarin hij zijn ideeën van tijdens de afgelopen tien à vijftien jaar heeft opgeschreven.